10. dec, 2015

Reuring

Haar forse gestalte, uitgestrekt over de bank.
Een vaste plek veroverd, haar strepen reeds verdiend.
Een dikke huid, een grijzige vacht,
laat los wanneer ik mijn hand laat glijden.
Haar forse kop, verharde snorharen,
uitgeblust en onbeminnelijk.

 

Momenten van lichtzinnigheid,
met de jaren afgenomen.
Een jong, snel en vers muisje,
draait zij haar poot niet meer voor om.
Haar vaste plek op de bank,
afgedwongen binnen haar gezin.
Enkel voor een bakje eten,
maakt zij een gewaagde sprong.

Op zoek naar geanimeerdheid, naar reuring en commotie.
Naar speelsheid en lachen, naar vleien en vertroetelen.
Louter op emotie, deze staat van welbevinden,
is ietwat impulsief de kitten aangeschaft.

Zijn speelsheid en zijn levenslust,
Zijn twinkelende oogjes.
Raken nimmer uitgekeken,
werken verslavend.

Dagen vliegen voorbij,
begeesterd door zijn energie,
Zijn innocentie en hulpeloosheid.
Aaiend, spelend en troetelend.

Dikke grijze poes,
geen notie van onbevangenheid,
Geen notie van zorgbehoefte,
Blaast en gromt de ganse dag.

Een lege plek op de bank,
Een lege plek in mijn hart.
Poes verkiest een verblijf buiten.
Alleen en ongestoord.

Waarom voelt zij zich bedreigd?
Accepteert geen nieuwe rol?
Waar ik haar tracht te aaien,
haalt zij nu flink uit.
Rotpoes!

De kitten voegt zich netjes,
in opgelegde taak en rol.
Snelt stiekempjes naar buiten,
blijft dan dagen zoek.

Geroerd ben ik op zoek.
Loop speurend door de straten.
Mijn lokroep naar het beestje,
gaat door merg en been.

Een lijkbleke buurvrouw,
reikt stoïcijns mijn pluizebol.
Werpt zich onverschrokken in mijn armen.
'Hij heeft een nieuw jong ding!'

Met dikke poes op schoot,
Een flinke doos met kattensnoepjes,
zit ik gemoedelijk op de bank.
Onze vaste stek.

Behoedzaam streel ik de grijze oren,
De stugge snorharen, haar dikke nek.
Onbeminnelijke schuldgevoelens, aai ik angstvallig weg.

'Sorry.., sorry lieverd, blijf jij maar gewoon jezelf..'